Kris Demeyere

Vergunningverlening

Diverse krantenartikels bevatten een betichting m.b.t. het verlenen van een omgevingsvergunning (die betrekking heeft op het verbouwen van een woning), aangevraagd door twee vennootschappen. De artikels stellen dat ik niet aanwezig mocht zijn op de betreffende collegezitting omdat één van deze vennootschappen van een ondernemer is, die – via een andere vennootschap – had geïnvesteerd in mijn bedrijf (De Tijd 14 juli 2022, 5 december 2022 en 24 mei 2023; Het Nieuwsblad 6 december 2022; De Standaard 28 augustus 2023).

Als schepen voor ruimtelijke ordening was ik, samen met de andere leden van het college van burgemeester en schepenen, mee verantwoordelijk voor het verlenen (in eerste aanleg) van omgevingsvergunningen in de Knokke-Heist. Doorheen de jaren worden talloze beslissingen genomen.

De berichtgeving is foutief. Er wordt geschreven over een appartementencomplex, terwijl de omgevingsvergunning betrekking heeft op het verbouwen van een villa.

De betrokken vergunning werd aangevraagd door een vennootschap die niet in mijn bedrijf investeerde. Op basis van de besluitvormingsdocumenten die werden voorgelegd kon ik die niet in verband brengen met de betrokken ondernemer. De omgevingsvergunning werd niet afgeleverd aan de ondernemer (of zijn familie), maar aan twee vennootschappen, waarvan één van de betrokken ondernemer en de andere van een andere eigenaar. De bestuurders van de betrokken vennootschap zijn op hun beurt twee vennootschappen. Het voorbereidend document t.a.v. het college bevatte niet de naam van de ondernemer, enkel die van de bedrijven. Ik wist op het ogenblik van de besluitvorming niet dat één van de betrokken vennootschappen van de ondernemer was, die via een andere onderneming had geïnvesteerd in mijn bedrijf. Men kan mij bezwaarlijk verwijten niet op de hoogte te zijn van het eventuele aandeelhouderschap van de ondernemer in de betrokken vennootschap.

De beslissing tot vergunningverlening werd unaniem, in alle openheid, genomen door het college. Nergens werden inhoud en kwaliteit van de vergunning in vraag gesteld. De aanvraag werd door alle adviesinstanties, met inbegrip van de gemeentelijke omgevingsambtenaar – die volledig onafhankelijk zijn taak uitoefent – gunstig beoordeeld. Het volgen van dergelijke adviezen is de regel; het college kan gemotiveerd afwijken van een advies, mits motivatie. Dat was hier niet het geval. Die collegebeslissing was publiek ter beschikking via het omgevingsloket: iedereen kon er kennis van nemen en desgevallend beroep aantekenen. Er waren geen interventies van mij om dit dossier te vergunnen.

Het verslag van Audit Vlaanderen vermeldt mijn aanwezigheid op een vergadering van het college waar over de vergunningsaanvraag werd besloten. De aanbevelingen uit het auditverslag m.b.t. sensibilisering en aanpassen van de deontologische code werden besproken in de gemeenteraad.
Om de hierboven vermelde redenen ben ik ervan overtuigd dat ik correct handelde. Overigens blijkt nergens dat ik enig persoonlijk voordeel had aan de verlening van de vergunning. Ik heb mijn taak als schepen altijd in eer en geweten volbracht.

Over deze aangelegenheid verschijnen veel foutieve en onvolledige artikels. Deze zaak uit het verleden wordt stelselmatig op bepaalde tijdstippen opgerakeld. Er wordt tendentieus over bericht. Elk zinnig mens stelt zich de vraag: waarom? Wie zit daar achter? Wat is hiervan de bedoeling?